Damast wordt al vele eeuwen in Nederland geweven. Vanuit Bijzantium is de techniek via Italië, Frankrijk en België in de 15e eeuw naar Nederland gekomen. De getouwen hiervoor waren echter zo groot en log dat een wever er niet alleen op kon weven. Rond 1800 schreef John Duncan in Schotland een boek met een beschrijving van een getouw dat wel door één wever kon worden bediend.
Ongeveer tegelijkertijd ontstond in Frankrijk het Jacquard getouw, dat weliswaar ook door één wever kon worden bediend, maar veel te groot, te duur en te ingewikkeld was voor thuisgebruik. |
De Zweedse fabrikant Johan Erik Ekenmark komt de eer toe om op basis van verschillende publicaties in 1820 als eerste een trekinrichting aan te brengen op een gewoon weefgetouw. Door deze ontwikkeling heeft het damast weven met name in Skandinavië de afgelopen 150 jaar een grote vlucht genomen.
Pas in 1982 heeft Lillemor Johansson, oprichtster van het Zweedse tijdschrift VävMagasinet, voor een eenvoudig getouw zonder verlenging, een klein trekwerk ontwikkeld. Door de fabrikant Glimäkra werd dit ontwerp met succes in productie genomen. |
Mede door de populariteit van deze eenvoudige getouwen, ook in Nederland, werd in 1985 het Damastweversgilde opgericht. Hierdoor is een oude ambachtelijke techniek weer een nieuw leven ingeblazen.
Op verschillende tentoonstellingen hebben onze weefsters en wevers bewezen zowel gebruiksdamast als kunstzinnig damast van hoge kwaliteit te kunnen maken. |